“Maar hoe zet ik mijn pitch nou precies in?” vraagt ze. We hebben samen een sollicitatiepitch geschreven om ervoor te zorgen dat ze perfect voorbereid is op een superbelangrijk sollicitatiegesprek.
“Nou, wat je in jouw geval zou kunnen doen,” zeg ik, “is aan de sollicitatiecommissie vragen of je jezelf mag voorstellen met een pitch. Iets als: ‘Ik heb een pitch voorbereid, zal ik daarmee beginnen?’. Dat kun je aan het begin doen, maar je kunt ook wachten op de vraag: ‘Kun je iets over jezelf vertellen?’. In beide gevallen kun je gewoon je hele pitch in één keer doen.”
Het is een goede vraag, want dat is anders dan in een minder formele setting zoals een netwerkborrel. Wat je dan kunt doen, is beginnen met het ‘wie’-deel om jezelf voor te stellen, waarna je vervolgens luistert naar de ander.
Als die op een zeker moment vraagt: “Wat doe je dan precies?” dan vertel je je concept, je boodschap.
Maar je kunt niet direct doorgaan met je passiehaak, want dan ben je te lang aan het woord voor een normaal netwerkgesprek.
Wat wel kan, is je concept laten volgen door een vraag als: “Wil je weten hoe dat in de praktijk werkt?” of “Zal ik een voorbeeld geven?”. En als daar dan enthousiast op gereageerd wordt, dan kun je je passiehaak kwijt. Dat is je verhaal, de storytelling die ervoor zorgt dat je concept echt blijft hangen en mensen je blijven herinneren.
En vergeet dan niet om als er interesse blijft je call-to-action te geven, aangepast aan de setting natuurlijk. Dus niet ‘kom na de pauze naar me toe’ als je ook direct een afspraak kunt boeken of visitekaartjes of LinkedIngegevens uit kunt wisselen.
Maar bij een sollicitatiegesprek hoeft het gelukkig niet zo omslachtig.
Voor haar werkt de aanpak om het de sollicitatiecommissie gewoon te vragen, perfect. Als ik haar na het gesprek bel, zegt ze: “Ik vond het een hele goede binnenkomer. En de commissieleden zeiden later tegen me: ‘Je bent de eerste die heeft gepitcht en je hebt ons daarmee echt positief verrast’. Hoe leuk is dat?
Enne… ze heeft de baan gekregen!