Jargon is geweldig als je 100% zeker weet dat je publiek datzelfde jargon beheerst. Want jargon is vaak veel preciezer dan algemeen woordgebruik. “Een schildklierziekte” is veel minder specifiek dan “ziekte van Graves” of “Hashimoto”.
Echter, het probleem zit ‘m in dat cijfer 100%. Want iedereen in het publiek die het jargon niet kent, voelt zich onmiddellijk uitgesloten (en mogelijk zelfs dom). En dat is niet wat je wilt bereiken. Want dat betekent dat ze niet meer ontspannen naar je kunnen luisteren en je boodschap dus minder goed overkomt.
En we denken veel te vaak dat ‘iedereen’ het wel begrijpt. Toen ik nog militair was en als officier elke 2 tot 3 jaar van functie wisselde, moest ik bij elke nieuwe functie weer een heel nieuw vocabulaire aan afkortingen en andere woorden leren. Jargon wat kennelijk voor iedereen duidelijk was, behalve voor mij als nieuweling. “Plein 4” (het Ministerie van Defensie), “CAS” (Close Air Support) en “DT2” (het chique uniform met kleine medailles) om maar eens een paar willekeurige te noemen.
Dus als pitchcoach is mijn advies altijd: gebruik in principe geen afkortingen en jargon, tenzij je 100% zeker bent dat iedereen in je publiek ze kent. Bij twijfel: niet gebruiken.